‘Ik word wakker. Dan ben ik doodmoe, soms gaat het beter als ik met een slaappil wat langer slaap.
Vanmorgen goed, fijn dat Bob mijn zoon komt. Maar ineens, ik weet niet hoe, zie ik allemaal sterretjes voor mijn ogen en heb ik een groot wattenhoofd, vreselijk. Ik ben gaan zitten, toen trok het wat weg maar het is niet opgeruimd (weg). Mijn hoofd is moe, mijn ogen zijn moe, ik ben doodmoe. Dit gebeurt regelmatig.
Om 12 uur kijk ik naar Buitenhof, meer uit gewoonte. Ik kan er absoluut geen wijs uit worden, het gaat ook te snel.
Vroeger was ik altijd getiktakt (een familie-uitdrukking voor: gemotiveerd, enthousiast, red.) om naar buiten te gaan. Dat wordt steeds minder. Nu kijk ik er vaak tegenop om naar buiten te gaan. Ik moet mezelf dwingen en dan gaat het meestal wel, hoewel ik steeds vaker denk als ik mijn vaste rondje loop: haal ik huis wel?
Ik ga geen winkel meer in omdat ik slecht zie, vergeet wat ik moet kopen en niet meer kan pinnen. Alleen Albert Heijn: daar loop ik soms vier keer de winkel door omdat ik niet kan vinden wat ik zoek en dan ga ik maar weer naar huis.
Eenzaamheid en het altijd maar vermoeid voelen, daar zie ik het meeste tegenop. Ik kan mezelf nog wassen en aankleden maar dat duurt drie kwartier en ik moet me overal aan vasthouden. Ik vind dat ik het zelf lang vol heb gehouden maar de laatste jaren wordt eenzaamheid een groot probleem.
Het zien gaat slechter, de krant lees ik nauwelijks, boeken helemaal niet, stapels tijdschriften loop ik achter. Tv wordt ook steeds moeilijker.
Ik heb een gevoel van op–zijn.
Er zijn wel leuke momenten, met name met de verzorgsters maar veel te weinig: twee keer per week.
’s Ochtends word ik wakker en dan denk ik: weer zo’n dag. Ik roep al sinds het overlijden van mijn man: ging ik maar gewoon dood, werd ik maar niet wakker. Ik heb geen enkel vooruitzicht dat het beter gaat, alleen maar minder. Een jaar geleden heb ik het met de huisarts voor het eerst over euthanasie gehad: het is dat ene jaar hard achteruitgegaan.
Mijn zoon moet me vragen hoe het met mijn geheugen gaat: ik vergeet dat uit mezelf te zeggen. Ik vergeet dingen gelijk, afspraken schrijf ik op. Maar wat ik hoor of zie, vergeet ik: tv-programma’s, verhalen van de verzorgsters, ik herken ze vaak niet. De namen van mijn (twee) achterkleinkinderen kan ik niet onthouden en sinds kort ook niet die van mijn (vier) kleinkinderen, verschrikkelijk is dat. Als ik een verhaal wil vertellen kan ik niet op de naam van mensen, plaatsen en tijden komen en kan ik zaken niet benoemen, zoals bijvoorbeeld de lift.
Mijzelf verzorgen kan ik nog wel maar het kost iedere keer meer moeite. Zelf koken kan alleen met erg veel moeite, ik heb er ook geen zin in.
Ik ben 88 jaar, wat moet ik nog, mijn leven is klaar.’