Enkele politieke voorstanders plaatsten kanttekeningen bij sommige uitvoeringsaspecten, maar tegelijkertijd erkenden ze volmondig dat enerzijds de behoefte aan een regeling groot is en anderzijds het recht op zelfbeschikking van ieder individu doorslaggevend behoort te zijn. De christelijke partijen spraken zich uit tegen een regeling zoals die bijvoorbeeld wordt voorgesteld in het initiatiefwetsvoorstel van D66.
Dat wetsvoorstel en het ’Manifest waardig ouder worden’ vormden voor veel deelnemers aan het levendige debat twee belangrijke ijkpunten. Inleider Jan Terlouw begon met te zeggen hij had het manifest ’omarmd’. ,,Natuurlijk is de eerste vraag: is het waar, dat iemand zijn leven wil beëindigen? Kan dat leven waardiger gemaakt worden? Planten, dieren, mensen hebben een levensdrang. Vragen om de dood is niet normaal. Toch kan ik mij voorstellen dat vooral sommige ouderen vinden dat zij klaar zijn met hun leven. Voor die kleine categorie moet de mogelijkheid geschapen worden uit het leven te kunnen stappen.’’
Hij vroeg zich af: ,,Welk recht heeft de samenleving dat tegen te houden? Waarom mogen die mensen geen hulp krijgen? Waarom is het geven van die hulp strafbaar? Op deze vragen heb ik nooit een goed antwoord gekregen. Het toestaan van hulp bij zelfdoding bij voltooid leven is de minst slechte maar tegelijkertijd meest humane regeling om hulp te bieden aan mensen die hier om vragen en die deze hulp nodig hebben.’’
Vrij snel werd duidelijk dat het voor een meerderheid van de aanwezigen niet ging om de vraag te moeten kiezen tussen een wettelijke regeling OF het manifest, maar dat het EN-EN is. Die twee staan niet haaks op elkaar. In een toelichting op het D66 initiatiefwetsvoorstel benadrukte Kamerlid Pia Dijkstra dat de levenseindebegeleider hierin een belangrijke rol gaat spelen en juist om die reden niet de benaming stervensbegeleider krijgt.
Van ’voltooid leven’ kwam ook deze middag geen waterdichte definitie op tafel. De bepalende criteria zijn nu eenmaal sterk persoonsgebonden. Dat werd opnieuw duidelijk uit een aantal individuele, wisselende ervaringen dat de revue passeerde met soms pijnlijke, soms ontroerende, soms dramatische voorbeelden. Ieder mens trekt de eigen grens.
Voor de (meeste) aanwezigen was zelfbeschikking cruciaal. Een aantal ging zo ver te stellen geen enkele rol te zien voor welke buitenstaander dan ook, niet voor een dokter (hooguit om in te grijpen als het mis dreigt te gaan) en niet voor een levenseinde- cq stervensbegeleider of welke functionaris dan ook die mede de rol zou gaan krijgen de stervenswens te toetsen.
Zoals een 80-jarige aanwezige het verwoordde: ,,Ik heb het spul in huis. Sinds ik daarover beschik, voel ik me een stuk opgewekter. Ik hoef niemand toestemming te vragen. Ik bepaal zelf wanneer ik ga.’’ En een 77-jarige: ,,Ik heb het jaar bepaald dat ik eruit wil stappen. Ik ga niet zeggen welk jaar dat is. Ik zie mijn besluit als een positieve beslissing. Het géén ellendigheidsbesluit.’’ Een derde aanwezige opperde: ,,Het is een illusie te denken dat professionals een unanieme beroepshouding hebben. Altijd spelen persoonlijke ontwikkeling en moraal een rol. Het is een kwestie van geluk welke hulpverlener je treft.’’
Bij de praktische invulling van een regeling verdedigde Jan Terlouw het standpunt hulp bij zelfdoding bij voltooid leven uit de medische sfeer te halen. ,,Het is niet per se een medische kwestie, eerder een filosofische.’’ Hij pleitte voor een leeftijdsgrens uit de overtuiging dat bij jonge mensen een ander probleem, of andere problemen, ten grondslag ligt of liggen aan ’voltooid leven’ dan bij ouderen. Niet iedereen had begrip voor een leeftijdsgrens. D66 hanteert die om principiële redenen, zoals verwoord door Terlouw, maar ook uit praktisch oogpunt. Een wetsvoorstel zónder leeftijdsgrens wordt kansloos geacht. Een pleidooi om de leeftijdsgrens te schrappen (’ook het leven van een 34-jarige kan voltooid zijn’) oogstte – bescheiden – applaus.